Waarom de methodiek van een de reguliere eetstoornisklinieken mij nooit verder heeft geholpen en ook nooit zal doen

20-04-2024
Ik ben in mijn leven behoorlijk vaak klinisch opgenomen geweest in verschillende eetstoornisklinieken. Een ding hebben alle opnames gemeen, ik ging er slechter weg dan dat ik erin ging. Ik geloof echt wel dat het sommige mensen wel helpt, maar mij duidelijk niet. Elke kliniek is anders, elke opname is anders, maar de methodiek overlapt ook op veel fronten. Ik richt mij enkel op de algemene methodiek en waarom het mij niet helpt. Ook heb ik mijn stuk laten lezen door 12 personen die ooit in een eetstoorniskliniek hebben gezeten. Bekenden en onbekenden maar vooral uit andere klinieken dat ikzelf, om de objectiviteit te vergroten.

Disclaimer:

  • Deze blog is niet op 1 kliniek gebaseerd. Het is geen samenvatting van een methodiek in een bepaalde kliniek. Het is geen aanval op een kliniek.
  • Wat mij niet helpt kan een ander wel helpen.
  • Alles beschreven is gebaseerd op feiten. Maar het zijn wel de feiten die door mij zijn geïnterpreteerd/beleefd.
  • De blog is lang om volledig te kunnen zijn

De Basis van klinische opnames – therapeuten

(sla deze alinea gerust over als je zelf in een kliniek hebt gezeten/werkt)

Wanneer je wordt opgenomen in een kliniek zul je de volgende structuur opvallen. Iedere patiënt krijgt medewerkers aangereikt die hij/zij als eerste aanspreekt wanneer er dingen spelen. Een psychiater, een psycholoog en een of twee sociotherapeuten. Verder zijn er altijd sociotherapeuten aanwezig en ook een arts en een diëtist bevinden zich regelmatig in het pand.

  • De psychiater zie je bij de intake, bij evaluaties gedurende de opname en wanneer er medicatie wordt gestart of gewijzigd.
  • De psycholoog zul je 1 of 2 keer in de week spreken. Met de psycholoog praat je meestal over patronen en problemen die de eetstoornis in stand houden en hoe deze te doorbreken.
  • Soms is er ook een arts (huisarts of internist) aanwezig. Het hangt van de kliniek af of deze er elke dag is, een dag in de week of alleen bij opname en problemen.
  • De sociotherapeut(en) die jou zijn toegewezen, jouw persoonlijk begeleiders (PB’ers) spreek je eens per week (frequentie kan ook twee keer in de week of juist éen keer in de twee weken zijn, eens per week heb ik het meest meegemaakt) als check up hoe je je voelt en hoe het gaat. Waar de psycholoog zich vooral richt op zaken buiten het eten, richt de sociotherapeut zich meer op zaken binnen de kliniek en op eten. Jij kunt zelf onderwerpen aandragen. Hierdoor is de rol van de PB’er enorm afhankelijk van jouw hulpvraag. Wil jij doelen stellen, dan kun je dit ook bespreken. De PB’er kan deze met jou formuleren of het zo sturen dat het haalbare doelen zijn. De PB’er spreekt ook met jou over dingen vanuit het team.  
  • Op de groep (jij en jouw kliniekgenoten) staan meerdere sociotherapeuten. Hoeveel is afhankelijk van de kliniek. Sociotherapeuten leiden de dag. Ze zijn aanwezig bij eetmomenten, de periode na het eten (uitleg volgt) en soms ook bij groepstherapie. Verder hebben de sociotherapeuten een kantoor waar je ze kan aanspreken als er iets is. Sociotherapeuten kun je vragen voor een spuigesprek. Wanneer je het moeilijk bent kun je met ze praten over het onderwerp wat jij inbrengt. Dit loopt uiteen van ‘de speklap is zo vet dat ik bang ben dat ik 10 kilo aankom’ tot ‘ik heb moeite met het gedrag van een medepatiënt’. Alles is oké en komt niet terecht bij medepatiënten.
  • De diëtist is beroemd en berucht. Zij is hoofd van jouw eetlijst. In de meeste klinieken hebben alle individuele patiënten een eigen eetlijst, gebaseerd op de producten die gewoonlijk aanwezig zijn in de kliniek. Een enkele kliniek voert het beleid dat iedereen dezelfde lijst heeft. Of een basis-eetlijst, uitbreiding hiervan en eventueel ook nog een uitbreiding voor iedereen. Heb jij nog nooit een eetlijst gezien en ben je benieuwd hoe dat eruit ziet? Kijk dan eens naar de voorbeelden op https://www.proud2bme.nl/health/Voedingslijsten/Aankomlijst_3

Tot zo ver de feitelijke informatie over iedereen aanwezig in de kliniek.

De basis van een klinische opname – hoe ziet de dag eruit

Hoe een dag eruitziet is uiteraard afhankelijk van de kliniek en hoever je bent in jouw behandeling. Ik kan hier heel kort een dag schetsen, omdat ook dit wel overeen komt in alle klinieken.

  • Eetmomenten. Het is een eetstoorniskliniek dus eten staat centraal. Op vaste tijden komt de groep bij elkaar om hetgeen wat op jouw eetlijst staat klaar te maken onder toezicht van een diëtist/sociotherapeut (afhankelijk van kliniek) en vervolgens op jouw vaste plek op te eten, samen met je medecliënten. Hier staat per eetmoment een tijd voor. 30 minuten is een soort heilige tijd die overal wordt aangehouden waar ik ben geweest. Binnen die tijd moet alles op. Als dit niet gelukt is, moet je dit op een later eetmoment bijvoegen. Sommige klinieken hanteren de regel dat je het restant van het vorige eetmoment ‘meeneemt’, bij andere klinieken zet je de energie van het restant om in een ander product, ongeveer overeenkomend. Alle klinieken hebben 6 of 7 eetmomenten. 3 hoofdmaaltijden en 3 of 4 tussendoortjes.
  • Nabespreking van de maaltijd. Maaltijden worden afgesloten met het uitspreken van wat je moeilijk vond aan het eten en wat het eten doet met je lijf. Kliniekgenoten en sociotherapeuten kunnen hier veelal geruststellend op reageren.
  • Rustmomenten na het eten. Iedere kliniek heeft hier een eigen benaming voor, maar het komt op hetzelfde neer. Na het eten moet je in een ruimte rust nemen om het eten te laten zakken. Dit onder toezicht van een sociotherapeut. Redenen hiertoe zijn volgens mij vooral bewegingsdrang onderdrukken en voorkomen dat iemand braakt na de maaltijd, maar dit is mijn invulling.
  • Groepstherapie. Klinieken zijn enorm gericht op de groep. Je vormt een groep met groepsgenoten die je snel heel goed leert kennen. Groepen wijzigen niet veel, therapie volg je veelal samen. Alle klinieken hebben andere therapieën. Over het algemeen richten ze zich op: de gedachten rondom eten, het zelfbeeld, aankomen, creatieve therapie, grenzen leren aangeven en het groepsgevoel (de sfeer, problemen, hoe anderen meer te helpen, hoe de groep meer te gebruiken voor jouw eigen herstel).
  • Vrije tijd. Deze kun je besteden in je kamer of in de woonkamer van de kliniek. Geef hier zelf een leuke draai aan. Kletsen, knutselen, kleuren, puzzelen, bijslapen, tv-kijken.
  • Wandelmomenten. Bij de meeste klinieken is jouw wandeltijd gelimiteerd. Sommige klinieken hebben een gezamenlijk wandelmoment voor de hele/deel van de groep, bij andere klinieken meld je je af en aan en ben je zelf verantwoordelijk voor het timen en ook 1 op 1 met een sociotherapeut komt voor. Zelf mogen wandelen is vaak een vrijheid die je kan verdienen na langdurig gezond gedrag vertonen.  
  • Weegmomenten. Dit is meestal een moment in de ochtend 1 of 2 keer per week, in een speciaal ingerichte kamer. Het gewicht bij ondergewicht dient toe te nemen met 0,5 kg of 1,0 kg per week, opnieuw afhankelijk van de kliniek. Deze weegmomenten zorgen ervoor dat dit bijgehouden kan worden maar ook om te weten of de eetlijst moet worden opgehoogd (de hoeveelheid eten op jouw lijst moet worden uitgebreid).

Dit is in een vogelvlucht hoe een eetstoorniskliniek in elkaar zit.  

Eetmomenten van mensen zonder eetstoornis vs in een kliniek

Heb jij geen eetstoornis? Ga dan eens voor jezelf na: waarom eet jij? Ik durf met enige zekerheid te zeggen dat jouw eten gemotiveerd wordt door een van volgende punten.

  • Trek
  • Zin in een bepaald product. Omdat het lekker is.
  • Gezelligheid. Met je partner, je gezin, in een restaurant, met een groep?
  • Weten dat je hard gesport hebt/hard zal sporten en je lijf dit nodig heeft
  • Omdat je bent opgestaan? Voor het werk even eten? Omdat je de energie nodig hebt om de dag vol te houden.

Een volgende vraag: hoe gebonden is jouw eten aan tijd? Opnieuw mijn voorspelling:

  • Ontbijt en lunch zijn ongebonden of vast een pauzetijden.
  • Avondeten/diner heb je een ongeveer vaste tijd voor of je bent team ‘ik hou niet van vroeg eten’ en het hangt volledig van je dag af wanneer de maaltijd plaatsvindt.
  • Je timet niet hoe lang je exact eet en stopt ook niet exact na 30 minuten, ongeacht van je gevoel en van wat er nog op je bord ligt.
  • Jij eet geen sultana in 30 minuten, 5 minuten nadert de werkelijkheid meer.

Nog een vraag: hoeveel eet jij? Voorspelling:

  • Je eet tot je vol zit.
  • Je schept op/maakt klaar naar hoeveel trek jij hebt. Daarom eet je meestal je bord leeg.
  • Je eet jezelf nooit misselijk omdat hetgeen wat op jouw bord ligt op moet.  

En dan nog een vraag: wat doe jij de eerste 30 minuten na jouw maaltijd? Voorspelling:

  • Maaltijden alleen > gewoon je leven voortzetten
  • Met anderen soms natafelen voor de gezelligheid.

Een laatste vraag: wat voor een producten eet jij? Mijn laatste voorspelling:

  • Een aantal vaste producten die behoren tot je voorkeursvoeding.
  • Afhankelijk van de temperatuur en het seizoen.
  • Afhankelijk van met wie jij bent.
  • Misschien afhankelijk van de kortingen in de winkel.
  • Maar vooral gewoon waar je zin in hebt.

Motivatie om te eten – in de kliniek

Tot zo ver eten, gedreven door de normaal menselijk handelen. Hier een korte reeks van totaal tegenstrijdig van normaal eten in een kliniek en wat maakt dat dat mij niet helpt:

Normale eetmotivatie nummer 1: trek

Trek was nummer 1. In een eetstoorniskliniek eet je niet naar trek. Nee, je eet exact op de minuut nauwkeurig op de tijd die op jouw lijst is aangegeven voor de maaltijd. 8.15 ontbijt betekend 8.15 stipt. Geen trek? Jammer dan, een eetmoment is een eetmoment. Zit je vol? Hetzelfde. Ben je misselijk? Ook dan hetzelfde. Trek zul je niet snel hebben, je eet veelal boven je behoefte om te kunnen aankomen en eetmomenten (6 of 7) volgen elkaar in rap tempo op. Maar vol of misselijk aan een maaltijd beginnen is voor mij funest. Het eten staat me tegen. Zelfs al is het het lekkerste product wat ik me maar wensen kan. Eten met een vol/misselijk gevoel gaat enorm tegen de signalen van het lijf in.

Hierbij kom ik op een van de redenen waarom een eetlijst met stipte eettijden mij absoluut niet helpt. Eten gaat me niet alleen in dat eetmoment tegenstaan. Elke keer opnieuw moeten eten terwijl mijn lichaam aangeeft dit niet te willen, maakt dat eten in het algemeen tegen gaat staan. Ik bouw een weerstand op tegen moeten eten en tegen alle producten die op die eetlijst staan, daar ze gekoppeld zijn aan die weerstand die ik heb opgebouwd.

Een tweede resultaat van hetzelfde probleem, moeten eten terwijl mijn lichaam zegt dat het daar niet aan toe is, is dat ik door het langdurig volledig ingaan tegen mijn lichaamssignalen deze zelf niet meer herken. Ik voel geen trek meer, ik voel geen vol zitten meer, ik voel enkel misselijk of niet misselijk. Ook was ik zo gewend aan dooreten als ik al misselijk was, dat ik het weer opgaf, gewoon omdat mijn maag zijn limiet had bereikt. Twee weken geleden herkende ik voor het eerst het volle gevoel, wat mij vertelde te stoppen met eten. De eerste gedachte die in me opkwam, was de ouderwetse ‘mijn bord is nog niet leeg, dus ik moet doorgaan’. Maar nu stond ik stil bij deze gedachte. Wat bereik ik ermee, als ik doorga met eten? En wat kost het mij? Het risico dat dit eindigt in braken. Maar bovenal mijn maag die blijft leren om zichzelf te ledigen. En dat is precies wat mij redden kan, dat mijn maag zichzelf niet constant omkiepert. Hier heb ik geen volledige invloed op, maar voorkomen dat ik misselijk word, wanneer ik het gevoel herken, is een hele grote en belangrijke stap in dit proces.

‘een eetlijst maakte mij zo bewust van wat ik at, dat het ineens veel meer leek dan thuis, terwijl het precies dezelfde porties waren dan thuis, maar daar stond het nooit als een lijst onder elkaar’

‘Ik vond het destijds heel lastig dat er meer op die lijst stond dan ik at toen ik gezond was. En de producten op mijn lijst bevatten ook zo veel suiker. Ik zeg dat nu achteraf met weer een gezond brein, dus dat is niet eens vanuit een anorexia brein. Dat de eetlijsten die ik had meer ongezonde dan gezonde dingen bevatte. Dat kreeg ik toen echt niet goed in m’n hoofd.’

‘‘Voor de kliniek heb ik met zelfgemaakte eetlijsten gewerkt in de hoop dat het mij zou helpen. In de kliniek werd dit voortgezet. Als ik terugkijk kan het volgen van een eetlijst zinvol zijn omdat het overzicht geeft voor jezelf en de behandelaar. Toen ik wegging bij mijn behandelaar was dat overzicht houden niet meer nodig en stopte ik met het volgen van de eetlijst. De eetlijsten mis is hedendaags absoluut niet.’

Een merendeel van de mensen zonder eetstoornis zouden niet kunnen opnoemen wat ze precies op welk tijdstip hebben gegeten. Ook ik als herstellend persoon kan dat niet. Door hetgeen je eet bij te houden met een eetlijst kun je eenvoudig een overzicht creëren, maar ben je wel elke dag bezig met wat je eet, hoeveel je eet, wanneer je eet, waar je eet etcetera. Bij mijzelf merkte ik dat de vrijheid rondom eten wegging. Niet elke dag heb je behoefte aan wat er op de lijst staat. Echter is afwijken ervan precies niet de bedoeling van het concept eetlijst’

Dit eten wat al vast staat nuttigen op gezette tijden kan bij sommige anorexiapatiënten wel enorm helpend zijn, vooral in het begin. Zo voegde een lezer van mij toe, na het vragen naar haar ervaring met eetlijsten:

‘het eten op gezette tijden heeft mij enorm geholpen om het hongergevoel (en verzadigingsgevoel) weer op gang te krijgen door het opnieuw aanleren van een ritme’.

Ook kan het mensen helpen om een stok achter de deur te hebben om te eten. Om keuzes weg te nemen en hiermee te voorkomen data keuzestress eindigt in niet eten. Het vergt een enorme inspanning, discipline en wilskracht om voldoende te eten om aan te komen maar tegelijk volledig te luisteren naar mijn lichaam. Hiermee zeg ik niet dat anderen die niet hebben. Wel zeg ik dat een eetlijst een hulpmiddel kan zijn om jezelf te ontzien van constant inspannen en gedisciplineerd blijven. Ook eet ik niet volledig vrij. Ik heb voor mijzelf wel vaststaan hoeveel nutriedrink/nutrietoetjes ik nuttig op een dag en weet ik dat ik daar ongeveer stabiel op zal blijven, dat eten enkel nodig is voor de extra van het aankomen. Al begint dit langzaam te verschuiven door het vervangen van een nutrie door een echt eetmoment. Maar aan tijden vast, zit ik helemaal niet.

Normale eetmotivatie nummer 2: zin in lekker eten

Bij het volgen van een eetlijst en zeker in klinische opname valt zin in veelal ook weg. De eetlijst verandert niet, je eet wat daarop staat. De kleine speling die zit in een eetlijst, valt in een kliniek ook weg, omdat daar gegeten wordt, wat de pot schaft. Dit komt soms wel overeen met waar ik zin in had, maar veelal absoluut niet. Sterker nog, als ik iets niet lustte (veelal door structuur of door de pittigheid), moest ik toch met lange tanden dat hele bord door. (Sommige klinieken hanteren een niet-lusten lijst met enkele producten waartoe jij bent uitgesloten omdat je ze echt niet lust, maar ga eens na bij jezelf, hoeveel producten lust je niet? Dat eindigt niet bij 2). Het komt erop neer dat ik heel vaak heb moeten eten wat ik absoluut heel vies/naar vond. Dit zorgt niet alleen dat ik geen zin had in eten. Dit droeg bij aan mijn afkeer tegen eten, die zich lang na het verlaten van de klinieken voortzette.

 ‘Het is absoluut niet helpend om te eten wat je niet lust. Bij een eetstoornis is het wel belangrijk om de vraag te blijven stellen: Ik heb tijdens een opname ook een tussendoortje gehad die ik pertinent goor vind. Mijn moeder kon ook vertellen dat dit absoluut al zo was toen ik nog een klein kind was.  Ik denk dat de “waarom” vraag hierin belangrijk is. Vindt je eetstoornis iets ‘vies’ omdat het product door de eetstoornis wordt afgekeurd, of wilde je dit als klein kind al niet eten?’

Voor mensen met een eetstoornis is deze zin volstrekt logisch, voor mensen zonder misschien minder. Een eetstoornis geeft jouw brein gedachtes (sommigen zeggen een stem, ik kan eetstoornisgedachtes niet onderscheiden van elke andere gedachtestroom). Het heeft een oordeel over een product, bijvoorbeeld ‘dit product is enorm vet en mag niet gegeten worden’. Na verloop van tijd verandert die gedachte in ‘dat product mag niet gegeten worden’ wat verbastert naar ‘ik lust het niet’, een oprechte overtuiging die zelf moeilijk te onderscheiden is van producten die je door smaak niet lust. De tip, nagaan of je iets als kind al niet lustte, kan enorm helpen. Ook leerde ik als kind al dat je dingen een aantal keer moet proeven om te kunnen concluderen dat je het echt niet lust.

Ik zeg trouwens niet dat ik nooit meer iets eet of drink wat ik niet lust. Sommige dingen accepteer ik en zie ik als medicijn of zijn een medicijn. Nutridrink is hier een goed voorbeeld van. Ik vind ze echt niet lekker, maar ik heb de voedingsstoffen simpelweg nodig. Wel maak ik het mezelf makkelijker door ze te vermengen met sojamelk, waardoor de smaak veel minder sterk wordt en de consistentie dunner. Ook movicolon ontkom ik niet aan, 3 zakjes per dag. Ik kan gelukkig wel stellen dat ik aan deze smaken gewend ben geraakt en ze niet verafschuw, maar lekker is anders.

Normale eetmotivatie nummer 3: eten als onderdeel van gezelligheid

8 Meiden (soms wat meer, soms wat minder) aan een tafel staat gelijk aan een grote gezelligheid aan tafel? Niet in een eetstoorniskliniek. De sfeer is ronduit vreselijk. Iedereen die daar zit, wil dat bord eten niet. Is bezig met zijn eigen paniek temperen. De borden worden opgeschept en voor onze neuzen gezet (of onder nauwlettend oog van de sociotherapeuten aan tafel opgeschept door onszelf). Bij de aftrap kan het eten beginnen. Eten met heel veel geschreven regels door de kliniek en ongeschreven regels die je binnen no time leert.

Ten opzichte van jouw medepatiënten gelden een aantal regels:

  • De opscheplepels of porties mogen niets afwijken van jouw eigen. Dat is oneerlijk. Als pietje een lepel heeft die een erwtje groter klaasje, dan is daar soms stil maar vaak hardop protest. Zeker wanneer het iets meer scheelt dan een erwtje.
  • Iedereen is jaloers op degene met een caloriearm product (bv vega met veel minder dan vlees). De meeste voelen een gevoel van onrecht als zij meer calorieën/vet/suikers/anderszins eetstoornisonvriendelijke dingen moeten eten dan anderen. Want hallo, gisteren hadden de vega’s al een gepaneerde burger en de vleeseters niet en vandaag weer, dat is gewoon niet eerlijk.
  • Nooit mag jij degene zijn die het snelst eet, dus je moet andere borden in de gaten blijven houden. Met haviksogen. Alle 8 patiënten weten van elkaar wat wanneer op hun bord ligt. Met een beetje mazzel met kritiek.

De sociotherapeuten doen pogingen om gesprekjes te starten. Een aantal patiënten poogt mee te doen met het onderwerp. De rest is begraven in zijn eigen bord of zijn eigen gedachten.
Bovenal, alles is geforceerd en gespannen. Alleen daarom wilde ik altijd al weg. Deze sfeer kan ik haast niet uitleggen. Alle haviksogen die schieten van bord naar bord en van persoon naar persoon. Gewiebel. Angstige blikken naar het bord. Angstige blikken naar elkaar. Letterlijk iedereen die daar zit, zit daar omdat het van ze verwacht wordt, maar iedereen wil daar zo snel mogelijk weg. Soms schieten de stoppen door bij iemand, uit spanning of uit gevoel van onrecht. Boosheid gevolgd door weglopen. De sfeer die dan aan die tafel heerst, het woord ijzig dekt de lading niet.

‘ik vond het enorm triggerend dat anderen constant op mijn bord keken hoe ik at’

De haviksogen bij het eten.. ik ben het eten nog moeilijker gaan vinden met anderen om mij heen door de kliniek. Het ongemak die je voelt als 10 paar ogen continu de groep aan het scannen waren. Altijd aan het opletten waren hoe en wat je at. De spanning die heerste. Nee, het eten in een groep roept nu alleen maar spanningen op. ‘

‘doordat anderen mij zo bleven beoordelen aan tafel, ging ik maar eten zoals de anderen om commentaar, wat positief bedoelt is maar niet zo voelt, te voorkomen’.

‘Inderdaad door gedrag van anderen, ging ik me ook “eetgestoorder” gedragen.’

‘ Tijdens het eten van de tussendoortjes  keek iedereen zogenaamd tv. Maar iedereen zat elkaar te bekijken, te beoordelen, aan te wijzen, te staren, en de socio’s die deden niks. Die hadden alleen maar commentaar op de televisie. Als groep zijnde sprak je na het eten elkaar aan waardoor de sfeer soms best grimmig werd. Voortbordurend op socios die commentaar hadden op de tv: hoe vaak we niet opmerkingen gehoord hebben over kandidaten bij First Dates of ander soortgelijke programma’s over hun uiterlijk, de opmerkingen en zelf over het gewicht.. hoe krom wil je het hebben in een eetstoorniskliniek waar iedereen al met een slecht zelfbeeld rondloopt.’

‘door al die blikken op mijn bord was ik altijd bang dat ik het te goed deed. Dat ik niet in deze groep hoorde. Dat ik niet ziek genoeg was. Daarom ging ik de mensen aan tafel nadoen en werd mijn gedrag steeds eetgestoorder’.

‘Ik zag dat de mensen in de kliniek ook manieren gaan zoeken om zo comfortabel mogelijk (lees raar/anorectisch) te kunnen eten, bijvoorbeeld door alles in kleine stukken te snijden of perfect te besmeren met een egaal heel dun laagje, etc. Ik vroeg mij vaak af, zouden ze dat thuis tijdens verlof ook doen?’

Ik weet niet of dit voor mensen die hier nooit mee te maken hebben gehad een uitleg behoeft, om het echt te begrijpen denk ik van wel. Of iemand nu in een kliniek zit omdat hij/zij zelf een verwijzing heeft gevraagd bij de (huis)arts, of omdat iemand een rechterlijke machtiging heeft en geforceerd wordt tot behandeling, de volgende regel geldt bijna altijd. Iedereen zit daar om beter te worden, om te herstellen in gewicht, om het eten te normaliseren. Maar in het moment wil (bijna) niemand echt eten, wil (bijna) niemand tegen de beweegdrang ingaan en wil (bijna) niemand echt aankomen. Hersteld zijn is een fantastisch vooruitzicht. Herstellen is een lelijk en naar proces van tegen je eigen intuïtie en tegen je lang bestaande regels en normen ingaan. Of zoals ik zelf wel eens zei: ik wou dat ik de tijd vooruit kon zetten, zodat ik wel mijn eetstoornis achter me gelaten heb, maar geen behandeling aan hoef te gaan. Leren eten zonder echt te eten. Een gezond lichaam krijgen, zonder de groei/het aankomen te zien. Het doel behalen zonder de weg.

Daarbij is er sprake van een groep. In bovenstaande alinea staat een paar keer (bijna). Dit staat er bewust, omdat er ook echt patiënten zijn die wel actief willen eten op normale wijze, zichzelf willen limiteren in bewegen en aankomen positief labelen, niet alleen in het grote beeld, maar ook in het moment. Maar groepsgedrag is menselijk, je willen vormen naar een groep is menselijk. En de norm van de groep, is wat hierboven staat. Ik ga nu voor mijzelf spreken, omdat ik dit niet over iedereen kan zeggen. Wat er bij mij gebeurde, is dat ik mij in negatieve zin aanpaste aan de groep. Een voorbeeld wat ikzelf vertoonde, maar ook menig patiënt heb zien vertonen, is het aanpassen van de eetsnelheid. Toen ik thuis at, at ik te weinig, maar ik at wel op een normaal tempo. Ik had 10 minuten, soms 15 minuten nodig voor een eetmoment, maar echt nooit meer. Tijdens eetmomenten in de kliniek werd ik de eerste keren raar aangekeken, toen ik mijn bestek neerlegde na 15 minuten. Overal om mij heen waren de borden nog vol. Soms nauwelijks aangeraakt, soms alles heen en weer geschoven, soms een waar kunstwerk van het bord gemaakt door alles perfect neer te leggen, wat dat dan ook betekenen mogen. Ik vond dit bizar gedrag maar ik werd afgerekend op mijn normale gedrag door alle blikken. Maar vooral tijdens het evaluatiemoment na het eten, waarin een aantal meiden aangaven veel te snel te hebben gegeten, terwijl zij die hele 30 minuten die staan voor het eetmoment hadden gebruikt, voor een maaltijd die ik traag etend in 15 minuten had weggewerkt. Hiermee werd hardop gezegd dat ik afweek van de norm, althans dat is hoe ik het vertaalde. Dit resulteerde in langzamer eten, tot ik na enkele weken zelf die volledige 30 minuten nodig had. In eerste instantie om niet af te gaan in de groep. Maar na een week of twee zat dat gedrag in mijn systeem en deed ik het niet meer om de groep, maar omdat deze eetwijze bij kliniek hoorde. Thuis ging mijn eetsnelheid als een malle omhoog. Tot de volgende kliniekopname, toen leerde ik weer mijn normale tempo af. Na twee kliniekopnames, kon ik dit voorspellen, en paste ik mijn eetsnelheid al bij de eerste maaltijd aan. In elke opname bij elke kliniek die volgde. En overal waar ik kwam, was dit opnieuw de norm. Dit is een groots voorbeeld, maar het zit hem ook in kleinere dingen. Zo is een wandeling gelimiteerd in een aantal minuten. Afhankelijk van waar je bent opgenomen en hoever je bent in het proces. In het begin wandelde ik een ronde waarvan ik zeker wist dat ik binnen de tijd terug zou zijn. Al gauw had dit een aanpassingspatroon gelijk aan de eetsnelheid, mijn wandelingen werden niet maximaal (voorbeeld) 15 minuten, nee ze werden op de seconde nauwkeurig 15 minuten en later zelfs een minuutje of twee minuutjes langer, omdat daar niets van gezegd werd. Puur omdat iedereen het deed. En zo zijn er tal van voorbeelden.

‘Sommige kregen extra tijd, 5 a 10 min per maaltijd, via de behandelaar omdat zij beweerden niet binnen 30 minuten te kunnen eten. Tja.. als je eerst een kwartier erover doet om je bord te rangschikken en daarna pas je eerste hap te nemen.. maar daar werd dan nooit wat van gezegd. Probeer dan maar jezelf te vermannen om dat tafereel niet ook over te nemen’

Conclusie

Aan het begin van dit stuk, heb ik geschetst wat in mijn ogen normale motivaties zijn om te eten. Ik hoop dat je door het lezen van dit stuk ook concludeert dat deze normale vormen van motivatie tot eten niet gelden in een eetstoorniskliniek. De voornaamste motivatie in die kliniek voor mij was vooral moeten eten (als regel uit de kliniek maar ook omdat je het niet maken kunt voor anderen om weg te blijven, zij strijden immers tegen hetzelfde en zijn er wel) omdat het weer op die verdomde * lijst stond en ik op tijd diende te zijn, dus dan ging ik maar weer, met enorme tegenzin en enorm veel spanning. Normale motivatie vervangen door plicht en groepsgevoel.

Thuis is deze plicht er niet. Maar de weerstaand is wel opgebouwd door al die vreselijke eetmomenten. Nul intrinsieke motivatie (eten omdat ik vind dat ik moet eten), de excentrieke motivatie (eten omdat het moet van anderen maar ook steun en structuur door de groep) valt weg bij verlaten van de kliniek. Dit betekent voor mij dat ik mijn oude gedrag terug heb, zo gauw de kliniekdeur achter mij sluit. Ik ben weer terug bij af, maar wel met een aantal kilo’s aan mijn lijf geplakt. Mijn doel thuis is dan ook vaak die kilo’s er weer zo snel mogelijk afkrijgen en nooit meer tegen mijn zin in te eten.

Groepstherapie

De enige individuele therapie die je standaard krijgt in eetstoornisklinieken (een uitspraak die ik enkel hard kan maken op basis van de ervaringen in klinieken waar ik ooit opgenomen ben geweest) zijn de gesprekken met de sociotherapeuten (op aanvraag of een pb-gesprek die gepland is), de gesprekken met jouw psycholoog (1-2 keer per week) en heel af en toe een psychiater (voor medicatie of evaluatie). Voor de rest zijn alle therapieën groepstherapieën die veelal voor iedereen verplicht zijn om te volgen. Gangbare therapieën zijn ontspanning, creatieve therapie, psychomotore therapie (PMT), cognitieve gedragstherapie (CGT) en psycho-educatie (les over wat jouw ziekte nu eigenlijk is, volledig objectief). Verder heeft elke kliniek een heel aantal eigen therapiegroepen.

Creatieve therapie

Een therapie die bij de meeste eetstoornisklinieken (ik heb slechts 1 opname zonder gehad) wordt gegeven is creatieve therapie, onder veel namen, maar allemaal op hetzelfde neerkomend. Knutselen. Het doet me denken aan de basisschool. Juffrouw geeft een knutselopdracht aan iedereen in de klas. Iedereen volgt de opdracht op zijn of haar manier, waardoor er uiteindelijk unieke werken uitkomen. Verschil: bij een eetstoorniskliniek is het knutselwerk gericht op iets van de eetstoornis.

Er zijn weinig therapievormen die mij echt geholpen hebben. Nog minder groepen. Maar creatieve therapie vind ik echt top. Je leert hier op een creatieve wijze over jezelf nadenken. Waar normaal een groep mij tegenhoudt, is bij creatieve therapie een groep juist heel fijn, omdat ik dan kan experimenteren met creatieve uitingen zonder heel erg op te vallen. De therapeut verdeelt de aandacht over de hele groep, dus soms kan je juist gewoon even wegvallen in die groep. Dit geeft mij een extra veilig gevoel.

Ik begon hier met het uitgebreid schrijven over creatieve therapie, tot ik besefte dat dit niet in deze blog thuishoort. Ik heb dit stuk neergezet in een nieuwe titel ‘creatieve therapie’, een blog die later zal worden afgeschreven. De strekking van het stuk is dat je veel dingen leert opvallen bij jezelf, omdat je bepaalde opdrachten niet kunt of gedeeltelijk niet kunt uitvoeren naar wens. Zo kun je eigenschappen bij jezelf ontdekken zoals niet zelf keuzes durven maken, perfectionisme, niet kunnen schakelen, niet kunnen stoppen als iets niet is afgerond en omgaan met fouten. En zo zijn er vast nog veel meer.

PMT

Psychomotore therapie is wat het woord zegt, een therapie gericht op lichaam/beweging en de psyche. Een veel gebruikte therapie is de touwtjesoefening, maar ook spiegel, je grenzen aangeven en aanvoelen van lichaamssignalen zijn thema’s die terugkomen. Het aanvoelen van mijn lichaam (temperatuur, pijn, zit ik vol/heb ik trek, etc.) is bij mij een groot probleem en is voor mij erg nuttig om therapie op te richten, maar wel individueel. In een groep werkt het niet voor mij. Dan wil ik de opdrachten zo goed mogelijk uitvoeren. Grenzen aangeven doe ik niet meer, ik ben toch zeker geen opgever. Inschatten van groottes op basis van gevoel, hoezo gevoel, het moet zo dicht naderend naar de werkelijkheid, een tegel is ongeveer 30cm, dan is de omtrek……. Puur redeneren om zo niet af te gaan voor de groep. En PMT met een ander als subject helpt me totaal niet verder. Diegene zegt dingen en voelt dingen die niet met de werkelijkheid verenigbaar zijn. Een mager meisje wat beweert dat de omtrek van de heupen de grootte hebben van een hoepel. Dat gaat mij op een gegeven moment vervelen, soms zelfs irriteren. Ja, ik weet het, niet alleen mijn denken is gestoord, ook die van hun. Maar het helpt mij niet om elk nieuw meisje precies hetzelfde te horen zeggen terwijl ik zelf al tien stappen verder bent.

CGT

Cognitieve gedragstherapie heeft mij ooit wel geholpen. Kort uitgelegd is CGT gebaseerd op een G-schema, waarmee je een gebeurtenis leert objectiveren en je gevoel erover veranderen. Dit is een veel te korte en daardoor niet volledig kloppende uitleg, maar het voert voor nu te ver om dit in detail uit te leggen. Als je het fijne ervan wil weten, zoek dan eens een G-schema op met uitleg (of geef dit aan bij je therapeut), dit kan zeker heel handig zijn. Echter, in groepsvorm is dit volledig waardeloos voor mij. Zelf delen vind ik naar, ik deel niet graag mijn irrealistische gedachten over een gebeurtenis waarbij je met de hele groep gaat exploreren dat jouw gevoel hierbij niet klopt. Dit voelt als falen en dat vind ik moeilijk. Een ander zijn gebeurtenis leer ik niet veel uit, dat dit irreëel is, daar is de hele groep al over uit behalve de persoon in kwestie. Om die persoon te overtuigen en een denkbeeld te laten aanpassen is enorm inspannend en soms erg frustrerend.

Ook ben ik in de CGT veel verder dan eenieder die net start in therapie, dus het niveau waarop CGT wordt behandeld, sluit al lang niet meer aan bij mijn behoeftes.  

Dit is een probleem wat geldt voor groepstherapie in het algemeen. Iedereen is anders, iedereen heeft eigen problemen, iedereen is op een ander niveau met therapie op die problemen. Maar de therapie is gericht op de persoon die vanuit het niets die therapie moet snappen, met vaak weinig verdieping (voor mij).  

Overige therapiegroepen

Naast bovenstaande officiële therapievormen, die niet alleen bij eetstoornissen maar in de hele psychiatrie gebruikt worden, hebben individuele klinieken eigen therapiegroepen. Een kliniek waar ik ook zat, gebruikte de methodiek van Fairburn met de daartoe behorende groepen (ook dit is gewoon op internet te vinden). Anderen klinieken hadden groepen waar zelf een mooie titel en een draai aan gegeven is. Mijn mening: geen enkele groep is in basis fout, elke groep zal helpend zijn voor een deel van de patiënten. Echter, ik behoor vaak niet tot die groep. Dit soort therapieën zijn vaak inhoudelijk gericht op eten, op gewicht of op groepsgevoel.

In al die soorten therapie, is er slechts een geweest die mij dusdanig hielp, dat ik hem heb doorgetrokken in mijn leven. Dat is het schrijven van een pro-actief, een methodiek waardoor je al schrijvende een gedegen keuze kunt maken in een moeilijk vraagstuk met veel consequenties. Dit is onderdeel van de Fairburnmethodiek.

Therapie gericht op eten

Elke kliniek (waar ik ben geweest) kent een of meerdere groepen die inhoudelijk gaan over eten. En dan niet, hoe leer ik eten in de normale maatschappij, nee vaak is het zeer praktisch, hoe eetstoorniskliniekgedrag door te zetten in momenten buiten de kliniek of het stellen van eetuitdagingen, dingen die je normaal niet durft te eten vastleggen voor een bepaald moment om het dan wel te gaan eten. Hierbij moet je niet denken aan een big mac. Nee vaak gaat het om de schaal, hoe wissel ik een appel in voor die ongezonde, zoete en hele vette banaan.

Waarom deze therapie mij niet helpt, heeft twee hele belangrijke oorzaken: de focus wordt op het eten gelegd en je leert heel veel heel snel van je groepsgenoten. Alles wat je aandacht geeft dat groeit is een uitspraak die voor mij 100% klopt. Als ik de focus leg op dat eten dan wordt een moeilijker. Om die banaan als voorbeeld te nemen. Dat was voor mij een voedingsproduct die ik destijds regelmatig at vanwege de hoge concentratie kalium. Echter, door de focus erop te leggen dat een banaan wel erg lastig is, werd die banaan ineens echt lastig. En zo volgden er jaren van het niet durven eten van banaan.

Dit effect wordt versterkt, doordat alle groepsgenoten voedingsmiddelen hebben die zij labelen als eng/ongezond. Als zij mij uitgebreid vertellen dat het drinken van koffie met melk zo zonde is van de loze calorieën die je binnenkrijgt met melk, terwijl je aan zwarte koffie zo gewend bent, dan hoor ik niet, help dit meisje van deze gedachte af. Nee, ik hoor een oordeel, ik drink mijn koffie met melk, dan ben ik een slechte anorex. Deze laatste zin is compleet logisch is mijn (ex)anorectische lezers maar waarschijnlijk mind blowing in degene zonder. Want hoe kan ik in vredesnaam bang zijn dat ik de slechtste anorex ben? Het antwoord is niet bevredigend ben ik bang. In een kliniek heerst een sfeer waardoor ik een bewijsdrang kreeg dat mijn anorexia echt was, dat ik er niet voor niets zat maar zelfs dat ik met meer anorexiagedrag weg kan komen dan anderen. Bijna een ziekelijk spel, wie kan het meeste anorexia behouden in klinische behandeling tegen de ziekte. Een ziekelijk spel die velen herkennen. Ik citeer een paar (ex)patiënten.

‘Van die vreselijke eetlijst bestond het enige doel uit ‘hoe kan er iets af’ of ‘waar kan het minder’

‘als we met zijn allen aan het tussendoortje zaten, zag ik het overal om me heen. Meiden die koeken lieten verdwijnen in de zak, meiden appels zo klein sneden dat ze zelfs met een gebaksvorkje moeite hadden de stukjes op te pakken, meiden die een kunstwerk maakten van hun bord met eten voor ze eindelijk de eerste hap namen. En dat alles zichtbaar voor iedereen. Alleen de sociotherapeuten zagen het niet. Achteraf twijfel ik of ze echt niets zagen of er gewoon moe van werden en het lieten gaan’.

‘de onderlinge competitie is vreselijk. Ik wilde heel graag beter worden, maar gezond gedrag voelde zo verkeerd door alle blikken en opmerkingen’.

‘Bepaalde producten werden door de kliniek zelf ook als ‘eng’ aangekaart. Zo had je 1x in de week vast bij de lunch een ei. Op zondag mocht je als optie een extra ei nemen, maar dat kwam dan ‘bovenop’ je lijst. Dus dat werd als extra gezien. Alles wat extra is, is teveel. En alleen op die doordeweekse dag 1 ei ‘aanbieden’ werd gezien als: zie je, dit eten is niet oké. Je mag het niet vaker eten en het is een speciaal moment, want het is eng voedsel. Er volgde dan ook altijd een tafel evaluatie terwijl dat normaal bij de lunch niet zo was.’

De hyperfocus werd in de kliniek zo op eten gelegd, dat het een hele andere lading kreeg. Dit zorgde ervoor dat ik des te meer het gevoel kreeg te compenseren’

Therapie gericht op gewicht

Elke kliniek waar ik ben geweest kent een groepstherapie rondom het gewicht. Hierin hoef je niet altijd te openbaren wat je gewicht is (in sommige klinieken wel, in de meeste niet) maar wel hoeveel het gewicht veranderd is. Aankomen is een woord die ik automatisch gebruik voor een toename in gewicht, naar mijn mening is dat een heel normaal woord. In een kliniek worden synoniemen gebruikt, het woord aankomen wordt dwangmatig ontweken. Nee, we noemen het groeien of bijkomen. Waarom?? Afvallen heet dan wel weer gewoon afvallen, geen krimpen of afkomen, dat is dan weer een beetje jammer.

Zonder gekkigheid, ik ben nog nooit beter geworden van een meid die zei te zijn afgevallen op zo’n laag gewicht. Helemaal niet wanneer zij beweren er niets van te snappen, terwijl de persoon in kwestie meester is in het laten verdwijnen van voeding ergens anders dan de mond.

Ook eindeloos aanhoren hoe vreselijk moeilijk het is dat iemand is aangekomen, helpt mij niet. Het is dan de taak van de groep om dit te relativeren. Een riedel die je elke groep bij zo’n 6 meiden moet herhalen. Ik begrijp niet hoe dat iemand helpt. We weten toch allemaal dat we moeten aankomen voor gezondheid, maar dat het getal zo snel zien verhogen lastig is.

Over dit wegen wil ik nog wat zeggen. In een kliniek kom je snel aan (als je komt met ondergewicht). Er geldt een gewichtseis. Dit betekent afhankelijk van de kliniek dat je minimaal 0,5-1.0 kg moet aankomen in de week. Hiermee word je meestal 2 (soms 1) keer per week mee geconfronteerd op een weegschaal. Een getal dat voor je gezondheid omhoog moet (cognitie) maar van je eetstoornis omlaag moet (gevoel) en het bewijs dat je de controle kwijt bent.

De wekelijkse therapiesessie over aankomen, verschrikkelijk. Van andere te horen krijgen dat ze allemaal zijn afgevallen en jijzelf de enige bent die de kilo bijna aantikt met aankomen. Dan voel je je pas mislukt. Terwijl je net de motivatie en kracht had gevonden om aan te komen, omdat je inzag dat het echt gezonder was wordt dan gelijk qua gevoel de kop ingedrukt. Het gaat te snel, je bent de enige die aankomt, je past er niet meer bij, je valt uit de groep.’

Nu ben ik volledig gestopt met wegen. Het geeft mij rust. Ik wil niet zien hoe alle getallen die ik ooit als maximum in mijn hoofd heb geprent worden overschreden. Heilige regels in een keer de grond in geworpen. Ik vind het niet fijn om zo bewust de controle kwijt te raken. Door gewoon niet meer te wegen maar te kijken naar mijn lichaam, is het proces veel minder zwaar. Ook voorkom ik hiermee dat ik dusdanig schrik van een getal, dat ik besluit te stoppen met eten, uit angst dat het uit de hand loopt. Geen focus op gewicht. Niet praten over gewicht. Dat is wat mij helpt. En zien dat ik gezonder word, door wat ik kan, door mijn kledingmaat, door te zien dat mijn massa toeneemt, dat vind ik moeilijk maar ik haal er ook kracht uit. Regeneratie van mijn lijf in plaats van rennend achter de controle aan die je verloren bent.

Ik realiseer mij dat dit voor veel patiënten niet mogelijk is, omdat gewicht wel de meest gedetailleerde controle is van het aankomproces.

Groepsleven

Elkaar door en door kennen

Je weet heel veel van elkaar. Je leeft maanden met elkaar en in therapie hoor je eenieders meest kwetsbare geheimen. Ook heb je het gedeelde leed wat eetstoornis heet. Je kliniekgenoten zijn de mensen waarmee je bijna alleen maar mee omgaat, je eigen systeem kan slechts heel af en toe op bezoek komen. De groep wordt tijdelijk een hele hechte leefgroep waarin iedereen iedereen door en door kent. Dit kan helpend zijn, omdat je iemand die je kent, het beste advies kan geven.

Echter vertrouwen we elkaar dusdanig in de groep, dat niet alleen gezond gedrag en problematische gedachten worden gedeeld. Iedereen in de groep is ook op de hoogte van gedrag van anderen die tegen de regels van de kliniek ingaan. We gaan ervan uit dat de ander niet klikt. Maar dit heeft bij mij tot hele moeilijke situaties geleid. Ik wil niet schnitsen. Ik wil niet iemands geheim doorlullen. Maar als dat geheim volledig tegen herstel ingaat, hetgeen waarvoor diegene in de kliniek zit, dan wil mijn therapeutenhart het beste doen, hulp voor diegene regelen.

Dit levert regelmatig een koude oorlog op. Twee groepsgenoten die hierdoor niet meer door een deur kunnen, maar wel 18 uur per dag op elkaars lip zitten. Die boosheid vanuit schaden van vertrouwen is echt en is invoelbaar. Maar mijn mond houden terwijl dit absoluut niet goed is voor de persoon die je oprecht heel graag mag, dat is ook niet oké. Dit conflict van plichten (medische term voor een tegenstrijdigheid in het belang van vertrouwen en van vertrouwen doorbreken) krijgt iedereen mee te maken als die langdurig in een eetstoorniskliniekgroep zit. Velen kiezen ervoor de mond te houden, uit loyaliteit, maar vooral uit angst voor de consequenties. Jouw ‘lullen’ heeft als gunstigste effect dat diegene boos op jou is maar wel de hulp krijgt die ze nodig heeft. In het minst gunstige geval is het groepsgenootje boos op jou, maar nog erger, wordt er besloten dat de regels te erg geschonden zijn waardoor diegene naar huis gestuurd wordt. Dit voelt alsof ik diegene haar enige kans op klinische hulp en dus kans op herstel afneem. Ik snap heel goed dat dit niet zo is. Met dit gedrag (vaak gaat dit over ziekelijk compenseren) wordt diegene in deze opname ook niet beter, dat gedrag wordt niet doorbroken als het geheim blijft.

‘Elkaar als familie gaan zien, aan de ene kant heel fijn aan de andere kant kwam het soms ook te dichtbij waardoor ik het zelf moeilijk kreeg met de moeilijkheden van een ander. Mijn problemen bagatelliseerde ik daardoor, waardoor ik niet meer om hulp ging/ durfde te vragen’

Continu prikkels

In een kliniek ben je door alle eetmomenten, rustmomenten na de maaltijden, wandelingen in groepsverband en groepstherapie heel vaak samen met toch wel een behoorlijke groep. Een groep waarin continu gepraat of gekletst wordt, waarin muziek wordt gedraaid of TV wordt gekeken, waarin gewiebeld wordt, geneuried wordt of anderszins prikkels worden geproduceerd. Ik heb autisme, dat is op mijn Instagram en op mijn blog absoluut geen geheim. Deze overdaad aan prikkels kan ik niet goed aan. Ook worden mijn hersenen door de continue input constant aangezet tot denken. Iemand tikt met zijn pen, heel irritant dat geluid (ik kan dat niet uitfilteren) maar ook een golf aan gedachtes over tikken met pennen (waarom doen mensen dit, zouden ze dit zelf ook horen, etc). Al die prikkels vanuit de groep worden ook nog eens omgezet in opdrachten in mijn alleentijd. Het voorbeeld van de pen genomen, in mijn kamer uitzoeken op mijn laptop wat maakt dat personen tikken met pennen, in volledige studievorm. En dat tikken van die pen is maar een heel klein aandeel van die dag. Alle prikkels en alle gedachtes hebben een bepaalde ontprikkeltijd bij mij nodig. Een totaaltijd maar ook een rusttijd na een golf van prikkels. Mijn behoefte hierin en de alleentijd die je krijgt in een kliniek komen niet overeen. Zeker niet als het aantal opdrachten wat ik mezelf geef opstapelt. Ik ben structureel overprikkeld. Dit doet mijn functioneren absoluut geen goed. Mijn tolerantie neemt af aan het eind van de dag maar mijn tolerantie neemt ook af des te langer ik in opname ben. Dit maakt dat ik minder profijt heb van de klinische behandeling, naarmate deze voortduurt.  

Uitspraken van anderen

Zoals ik eerder zei, er zijn mensen die wel profijt hebben van de methodiek in een kliniek. Maar ook heel veel die er geen profijt bij hebben. Hieronder een opsomming van uitspraken die niet in het eerdere verhaal verwerkt konden worden, maar wel om welke reden dan ook in mijn ogen relevant zijn.

‘De kliniek was een ultieme leerschool voor mijn eetstoornis. Ik leerde daar dingen waaraan ik zelf nog niet had gedacht. Manieren om minder te eten, manieren om meer te verbranden, smoezen die ik ook vandaag nog gebruik’

‘mijn eetstoornis werd tijdens de opname in de kliniek alleen maar sterker’

‘als je nog geen eetstoornis had, dan krijg je hem wel bij opname in een kliniek’

‘Van die vreselijke eetlijst bestond het enige doel uit ‘hoe kan er iets af’ of ‘waar kan het minder’

Ik leerde in de kliniek alleen maar meer eetgestoorde handelingen. Mijn ES keek zijn ogen uit wat voor trucjes er nog meer te leren waren. Al dan niet in het zicht, dan wel stiekem op je kamer’

Gezond gedrag waar je op terug kan vallen

Al het hierboven beschreven kan ik een korte conclusie over trekken. Een eetstoorniskliniek leert je hoe je in groepsverband in de cultuur en structuur van de eetstoorniskliniek kunt eten, zo veel dat je aankomt met de aankomenseis die de kliniek stelt. Je leert dwangmatig op de tijd te eten. Je leert door alle lichamelijke gevoelens heen te eten. Je leert dat eten niet lekker hoeft te zijn. Je leert dat je bord altijd leeg moet. Dat je altijd hetzelfde moet eten. Een kliniek zorgt bij mij voor een immens dwangmatig gedrag rondom eten. De dag draait om eten. Aan eten denken, over eten piekeren, 6-7 keer per dag eten klaarmaken, 6-7 eetmomenten creëren op een dag, waarop je echt een half uur de tijd neemt. In een eetstoorniskliniek leer je hoe je moet eten en je moet gedragen in een eetstoorniskliniek. Maar wat de kliniek mij niet leert, is hoe ik moet eten na de kliniek. Hoe ik me moet gedragen na de deuren van de kliniek. Wat ik moet doen als er geen aankomenseis meer is. Bij een gezond gewicht.

nawoord

De eetstoorniskliniekstructuur en -cultuur is naar mijn mening niet te verwezenlijken in de normale wereld. De maatschappij vraagt om eten wanneer die tijd er is. Eten waar je zin in hebt, wat toevallig in de bonus is, waar je toevallig voorbijloopt, wat de ander in huis heeft. Je kunt niet werken, het huishouden bijhouden en eetdwang naast elkaar laten bestaan. Geen 3-4 uur stilzetten met als enige doel eten (=6-7 eetmomenten van 30 minuten), dat kan simpelweg niet als je normale dingen wil doen zoals werken, dagbesteding of gewoon onbezorgd leven. De enige manier om ooit eetstoornisvrij te kunnen leven, is als eten zo normaal wordt, dat het structurele eten wegvalt in de dag, maar je wel gezellige momenten met eten met anderen kunt pakken. De maatschappij en de eetlijst zijn naar mijn mening niet langdurig met elkaar verenigbaar. Maar hoe ik moet eten binnen de maatschappij en hoe ik moet eten op mijn intuïtie, dat heeft nog nooit iemand mij geleerd. Maar gelukkig ben ik ook gewoon mens en hoop ik door mijn huidige leefpatroon dat die intuïtie komt en dat de maatschappij vervloeit in mijn leven. Dat ikzelf, met de hulp van therapie die niet gericht is op eten en gewicht, maar wel op controledwang, angsten en anders voelen, mijn eetstoornis leefbaar kan maken, tot ik ergens in mijn leven terugkijk en denk ‘hee, ik heb al zo lang geen eetstoornisgedachten gehad’. Met vallen en opstaan. Zonder duidelijk eindpunt. Maar wel ooit geen onderdeel meer van mijn leven.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Translate »